Op 1 januari 1894 werd in Nederlands-Indië de Ordonnantie op den Lucifersaccijns van kracht. Dat was op zich niets bijzonders. In heel veel landen, zoals België en Duitsland, bestond toen ook een accijns op lucifers. Het was een periode waarin overheden tot het inzicht kwamen dat het slim was om, teneinde de staatskas te stijven, het verbruik van steeds meer goederen te belasten. En het instrumentarium daarvoor was het heffen van accijnzen. Hoe reageerde men daar op?
Allereerst kwamen de goede handelaren aan bod. Bij de invoering werden bestaande voorraden vrijgesteld van accijns. De pakhuizen puilden uit op 1 januari 1894 (vergelijk de pakhuizen in het VK op 1 januari jongstleden). Het heeft jaren geduurd voordat deze voorraden op waren. Toen kwamen de fabrikanten aan bod. Die gingen lucifers produceren met brandkopjes aan twee kanten, om daarmee de belastingdruk te halveren. Toen dat door de wetgever werd gerepareerd gingen ze lucifers produceren die je net als die Japanse weggooi-chopsticks in de lengte in tweeën kon breken om opnieuw de belastingdruk te halveren. Ook dat werd gerepareerd.
Vervolgens werden er doosjes en andere verpakkingsmaterialen gehanteerd waarbij je onmogelijk kon zien hoeveel lucifers er in zaten. En belastingambtenaren kun je natuurlijk niet opdragen om lucifers te gaan tellen om te beoordelen of een doosje compliant is, toch? Uiteindelijk werd rond 1900 minutieus voorgeschreven hoe een doosje lucifers er uit moest zien: er kwamen voorschriften voor doosjes én lucifers (zoals we die nu nog kennen) en in aantallen per doosje (41 of 82 stuks in een doosje). Toen was het de beurt aan de foute handelaren, de smokkelaars. Die zorgden er overigens niet voor dat de opbrengst van de lucifersaccijns verdween, maar de opbrengsten stokte wel. De lucifersaccijns was op zijn retour.
De volgende zware domper voor de lucifersaccijns kwam met de massafabricage van aanstekers in de jaren ’30. Het antwoord van de wetgever hierop was om deze aanstekers van zeer zware accijnsheffing te voorzien. Ook toen de handelaren in plaats van aanstekers alleen de vuursteentjes gingen importeren om deze in een aanstekerzelfbouwpakket aan te bieden kwam de wetgever in actie: losse vuursteentjes werden superzwaar belast. Uit krantenartikelen bleek dat de opbrengst hiervan altijd vrijwel nihil is geweest: nagenoeg alle vuursteentjes werden gesmokkeld.
In en laatste poging de opbrengsten van de lucifersaccijns te redden werd in 1935 een banderollensysteem als controlemiddel ingevoerd. Dat heeft bestaan tot 17 februari 1942 “omdat de oorlogssituatie het gevaar voor sluikhandel in lucifers vrijwel heeft uitgesloten”. Kennelijk werden boten en kuststreken in die periode goed gecontroleerd. De lucifersaccijns bleef gewoon bestaan. Tot wanneer heb ik niet kunnen achterhalen.