Het persoonsbewijs (PB) was een identiteitsbewijs, in Nederland uitgereikt vanaf 1941 tot in 1945. Tevens was het een bewijs van opneming in het bevolkingsregister. Een ieder ouder dan 15 jaar moest in bezet Nederland een PB bij zich dragen. Op dit PB zijn verschillende fiscale en niet-fiscale zegels toegepast. Hieronder een overzicht van de verschillende zegels zoals die mij bekend zijn. Dit artikel is in drie delen geplaatst. Dit is deel 1 van 3.
Besluit Bevolkingsboekhouding – Persoonskaart
In 1936 werd het Besluit Bevolkingsboekhouding afgekondigd. De gemeenten werden verplicht per I juli 1936 van alle inwoners een Persoonskaart aan te maken, van een voorgeschreven formaat en indeling. Op de voorkant werden de gegevens van de betrokken inwoner vermeld, op de achterkant die van de eventuele echtgenoot en kinderen.
De kaart werd bewaard in het bevolkingsregister van de gemeente waar de inwoner woonachtig was. Verhuisde hij naar een andere gemeente, dan kreeg het bevolkingsregister van die andere gemeente zijn kaart toegezonden. De eerste gemeente behield daar dan een afschrift van. Persoonskaarten van overledenen, van diegenen die het land blijvend verlaten hadden maar ook van allen die geen vaste woonplaats bezaten (de meer dan 25.000 schippers met hun gezinsleden bijvoorbeeld), werden bewaard in een Centraal Bevolkingsregister te Den Haag.