(Deel 1 van 3) Er zullen weinig Nederlanders zijn die nooit in een tentje hebben geslapen of nooit een haring in de grond hebben geslagen. Nederland houdt van kamperen. In 2017 werd geschat dat een op de vier kampeerders in Europa een Nederlander is.
Kamperen, begonnen als een elitaire aangelegenheid
Zoals zoveel leuke dingen is kamperen als een elitehobby begonnen. In 1854 schreef de Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau zijn beroemde boek Walden or, Life in the Woods, over zijn experiment een eenvoudig leven in het bos te leven, afgezonderd van de beschaafde, drukke samenleving. Weg van de industrialisatie, weg uit de stad en terug naar de natuur. Het toeristisch kamperen werd pas echt populair toen rond 1880 een fiets met gelijke wielen op de markt kwam, vóór de auto hèt uitgelezen kampeervervoermiddel. Eind negentiende eeuw raakten door het opkomende toerisme de Engelse hotels in de zomer zo vol, dat sommige hoteleigenaars naast het gebouw een grote tent opzetten (meestal geleend van het leger of de padvinderij). Op de fiets kon je ook bagage meenemen, en de stap naar het meenemen van een eigen tentje was toen snel gezet.
