U hebt ze vast wel eens gezien, de series revenue-zegels met een slagschip erop; ze komen in twee uitvoeringen voor: één met als tekst “Documentary” (Scott nrs. R 161 tot en met R I72) en de tweede met als tekst “Proprietary” (Scott nrs. RB 20 tot en met RB 31). Waarom zijn deze revenues uitgegeven?
Daar zit een historie aan vast.
Ofschoon er wel wordt gedacht dat de VS in de vorige eeuw slechts een politiek van isolationisme volgde, was dit toch wel een té simpele voorstelling van zaken. Belangstelling voor internationale vraagstukken in de wereld met daarnaast interesse in gebiedsuitbreiding, speelden een rol.
In dit geval gaat het om Cuba, het grootste eiland van de “Grote Antillen”, tot aan het eind van de vorige eeuw overheerst door de Spanjaarden. De Cubanen wilden vrijheid, de VS namen handelsbelemmerende maatregelen, de Spaanse generaal Weyler voerde een wrede onderdrukkingspolitiek en dan is er een incident op 15 februari 1898 als in de haven van Havana, een explosie plaatsvindt op het US Slagschip “Maine”, dat daar overigens om humanitaire redenen aanwezig was. President William McKinley deelde op 11 april 1898 het Congres mede, dat een gewapende interventie door de VS op Cuba op redelijke argumenten en op een humanitair beginsel kon steunen. Negen dagen later eiste het Congres terugtrekking van de Spaanse troepen, waarna President McKinley verklaarde dat de VS sinds 21 april in oorlog zijn met Spanje. Binnen drie maanden zijn de Spanjaarden verslagen. Cuba kwam onder protectie van de VS en werd in 1934 onafhankelijk.(1)
Maar oorlog voeren kost geld, doch in de VS had men ervaring in het vinden van financiën om kostbare oorlogen te financieren. Denk aan de uitgifte van de eerste revenues als, gevolg van de “Civil War” uit 1862 die genoegzaam bekend zijn. Derhalve kwamen er in 1898 speciale series revenues, door Bill J. Castenholz, de Spaans-Amerikaanse oorlogs-emissies genoemd(2), dit in navolging van Christopher West in “Mekeel’s Weekly Stamp News” (1916 -1918).(3)
De z.g. “Battle-ship” series zijn de bekendste, maar niet de eerste revenues, die voor dit doel zijn uitgegeven.
Als gevolg van de op 13 juni 1898 goedgekeurde “War Revenue Law”, waren weliswaar twee series voorzien, doch die kon men op 1 juli 1898, de dag dat de wet in werking trad, niet gereed hebben. Daarom nam men – voor het eerst in de postgeschiedenis van de VS – zijn toevlucht tot het gebruik van een opdruk op enkele frankeerzegels. De 1c zegel (groen) met de beeltenis van Benjamin Franklin (Scott 279) en de 2c (karmijn rose) waarop George Washington was afgebeeld (Scott 279b) kregen een opdruk: “I.R.”; de eerste zelfs in twee verschillende uitvoeringen, aanvankelijk in blokletters, 6,5 mm hoog, later in romeinse letters met schreven, 9 mm hoog. Beide opdrukken in rood. (Scott nrs. R153 en R154). De opdruk op de tweede zegel (279b) was donkerblauw en alleen in romeinse letters (Scott nr. R 155).
Nog in juni 1898 zijn van de 1c (R153) 314.980 stuks uitgegeven en van de R154 62.985.020; van de 2c (R155) 62.000.000 stuks.
Zoals bekend was het in de VS een aantal firma’s vergund om – onder bepaalde voorwaarden – zelf ontworpen revenues te hanteren, bekend onder de naam “Private Die Proprietary Stamps”. Dr. Kilmer & Co (Binghamton, New York) gaf eigen opdrukken op de Scott 279, 279b – en zelfs op de Scott 268 – uit in combinatie met de opdruk I.R. (Scott nrs RS 307 t/m 315).
Hoewel de afkorting I.R. “Internal Revenue” betekende, sprak de volksmond over: “(yes) I Remember (de ramp met de “Maine)”.
Ofschoon het niet was toegestaan, bracht de invoering van revenues met zich mee dat men deze ook als gewone frankeerzegels ging gebruiken, zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse post. Dat begon al in 1862 en een goede verklaring hiervoor is moeilijk te geven. De lage waarden waren afwijkend van frankeerzegels en voor de hogere waarden was er geen enkel logisch argument. Bij de eerste “Spaanse emissies” lag dat anders; daarvoor waren immers frankeerzegels gebruikt, die een opdruk kregen. Uiteraard kwam gemengde frankering ook voor. Behalve om belasting te betalen voor goederen, verzonden in een normaal gefrankeerd pakket, was een dergelijke frankering niet toegestaan.(4)
Was het bij de genoemde opdrukzegels niet duidelijk of deze voor documentary of voor proprietary-doeleinden moesten worden gebruikt (het was er niet op vermeld); zij zijn in de Scott Specialized Catalogue of US Stamps (5) bij de documentaries ingedeeld. De vierde opdrukzegel was – blijkens de opdruk – uitsluitend voor documentary doeleinden bestemd. Dat was een blauwe $5,= zegels voor kranten en periodieken, Scott nr PR 121, uitgegeven op 16-1-1896. Deze kreeg een opdruk in rood: “Int.Rev. $5,= Documentary”, zowel van boven naar beneden als andersom te lezen. Er werden zegels van één plaat (137) gebruikt en in totaal werden er – vóór 1 juli 1898 – 17.750 van gemaakt en waren alleen gedurende maanden juni en juli 1898 verkrijgbaar. Als R159 (van boven naar beneden) en R160 (andersom) zijn de beide revenue-zegels in de Scott opgenomen.
De meest bekende series zijn de z.g. ‘battle-ship”-series, één voor documentary-doeleinden en één voor proprietary-doeleinden. Qua ontwerp lijken ze op elkaar; de aanduidingen: “documentary” en “proprietary” geven het onderscheid aan. Beide series zijn in 1898 uitgegeven, doch niet alle waarden tegelijkertijd. Van de documentary-serie verschenen de 40 en de,80c in oktober; bij de proprietary-serie waren het de 1 7/8c en de 3 3/4c die – eveneens – in oktober werden uitgegeven. Met de kleuren waren er soms ook problemen. Omdat de 3/8c (oranje) proprietary werd verwisseld met de 1/2c documentary van dezelfde kleur, verscheen er al spoedig een 1/2c donkergrijze documentary. Verder is vooral van de 1/4c proprietary bekend, dat er vele kleurvariaties zijn.
Het is overigens interessant te weten, dat er wat het afgebeelde slagschip betreft, twijfel bestond om welk schip het ging. Christopher West schrijft aanvankelijk (1916-1918) dat het vermoedelijk het slagschip “Maine” is.(3) Castenholz laat in 1994 weten(2) dat inmiddels is komen vast te staan dat het inderdaad de “Maine” is.
Ook kenmerken deze beide series zich door het feit, dat de normale perforatie ontbreekt, omdat in de plaats daarvan de zegels zijn doorstoken (rouletted), zonder dat er papierdeeltjes zijn verwijderd, dan wel zijn geperforeerd, niet met ronde gaatjes, doch met langwerpige rechthoekige, die qua vorm op een verbindingsstreepje (hyphen) lijken. Deze perforatie-vorm wordt dan ook “hyphen-hole” genoemd. De maat wordt aangegeven met het aantal holes per 20 mm. In dit geval dus 7.
Voorts is er verschil in de nominale waarden van de zegels. Dat komt doordat voor “proprietary”-doeleinden andere, lagere tarieven werden gehanteerd dan in de periode van de “Civil War”; bovendien verschilden de “documentary”-tarieven van die uit de periode van de “Civil War”, omdat toen een zeer complex systeem werd gehanteerd en in 1898 dat systeem sterk vereenvoudigd was.
In tegenstelling tot de battle-ship serie voor “proprietary”-doeleinden, kreeg de “documentary”-serie, een vervolg. In 1898 volgde eerste een serie met – lagere – dollarwaarden, waarvoor de kranten- en periodiekenzegel van $ 50 (Scott nr PR 124) model stond. Het zijn de – Scott – nummers R173 t/m R178: De $ 30 waarde verscheen later, in februari 1899. Waren alle “battleship” zegels voorzien van het inschrift: “series of 1898”, bij deze vervolgserie ontbrak deze aanduiding. En net voordat het fiscale jaar 1898 eindigde (30 juni 1899) werden nog drie hoge waarden uitgegeven, n.l. $ 100, $ 500 en $ 1000 (Scott nrs R179, 180 en 181). Deze zegels kenden een origineel ontwerp, uitgevoerd in diverse kleuren, werden ongeperforeerd, uitgegeven in kleine boekjes met een verticale strip van 4 zegels op iedere pagina, elke zegel voorzien van een souche, waarop een serienummer en droegen weer het inschrift: “series of 1898”.
Omdat er op 1 juli 1898, toen de wet van kracht werd, nog onvoldoende proprietary zegels van het “battle-ship” type beschikbaar waren, gebruikten een tiental firma’s in St. Louis eigen “labels” om de belasting op medicijnen te voldoen. Deze zijn niet in de Scott opgenomen (ook niet bij de Private Die zegels), doch Scott heeft hiervan in 1970 een geïllustreerde lijst gepubliceerd in “Scott’s Monthly Journal”.
Wie de “Spaans-Amerikaanse Oorlogs-emissies” beschrijft, komt op een bepaald moment voor de vraag te staan, of deze beschrijving beperkt moet worden tot de in – het fiscale – jaar 1898 uitgegeven zegels. In de geraadpleegde literatuur is daarover n.l. niets te vinden. Dit omdat er in 1900 nog een tweetal aanvullende waarden is verschenen, $ I,: en $ 3,- in andere kleuren (R182 en R183) en verder twee series.- van 6 resp. 5 waarden – in grijs resp. groene kleur met een open resp. een versierde opdruk van de waarde? (in $) in zwart (R190 t/m R194). De eerste serie verscheen in 1900, de tweede in 1902. Al deze uitgiften waren voor documentary-doeleinden bestemd. Niet duidelijk is waarom deze zegels een opdruk hebben met hetzelfde nummer als de nominale waarden. Christopher West(3) noemt daarvoor geen reden. Castenholz toont ze alleen maar.(2) Wel werd al snel na de uitgifte van de eerste serie duidelijk, dat de opdruk afwasbaar was, zodat naarstig werd gezocht naar een alternatief, dat met de tweede serie werd gevonden. Maar deze laatste serie kende geen lang leven. In januari 1902 kwamen ze in de roulatie; op 10 mei werd met het drukken gestopt en op 30 juni 1902 werd het gebruik beëindigd. Het is dan ook niet vreemd, dat de laatste zegel ($ 50,: R194) schaars is; volgens Christopher West zouden er maar 1664 van zijn uitgegeven.
Nog één interessant aspect is waard om te worden genoemd: vooral de Battle-ship proprietary-series kennen een enorme variatie aan afstempelingen. Uit het feit dat daarbij vaak data vermeld zijn, kan worden afgeleid wanneer de diverse kleurschakeringen in gebruik waren, alsmede de hyphenhole perforatie. Daaraan zou een aparte studie kunnen worden gewijd. Rest nog te memoreren dat er bij de documentary-series veel “cut cancellation” vernietigingen voorkomen.
Al met al zijn deze Spaans-Amerikaanse Oorlogs-emissies bijzonder interessant voor de Revenue-verzamelaar!
Noten:
(1) – André Kaspi – “Geschiedenis van de VS”, (Aula) 1e druk 1988. Deel l, hoofdstuk 8
(2) – Bill J. Castenholz – “An introduction to Revenue Stamps”, 1994 Hoofdstuk 6, blz. 43
(3) – Christopher West – Artikelenreeks in “Mekeel’s Weekly Stamp News” (1916-1918), heruitgegeven in 1979 door Castenholz & Sons, als boek getiteld “The Revenue Stamps of the US”, hoofdstuk XXXVII, blz. 79.
(4) – Richard Friedberg: “Introduction to United States Revenue Stamps”; Uitgegeven door Linn’s Stamp News in 1990, hoofdstuk I, blz. 26 – 30
(5) – Scott Specialized Catalogue of US Stamps – 1993