“‘Een merckwaerdig mensch'” (CS01)

Uit de oude doos

[Het tweede artikel uit de allereerste CS, geschreven door P. Korte en uitgegeven in januari 1995.] Over het ontstaan van het Belastingzegel bestaan al honderden jaren misverstanden. Deze betreffen zowel de oorsprong, het tijdstip, als de reden van invoering. Zo worden als land van herkomst respectievelijk Spanje, Engeland en Nederland genoemd. Maar wat is nu het ware verhaal omtrent het ontstaan van het Belastingzegel? 

Een Commies van Holland.
ln 1623 deelde een Commies van de “Finantie Holland”, Johannes van den Broeck genaamd, aan de “Staaten Generaal” mede, dat hij een middel had uitgevonden, om aan de immer benodigde gelden te komen, zonder dat dit voor de ingezetenen bezwaarlijk was. Op 29 april van datzelfde jaar, werd hem (en zijn nazaten) een levenslange toelage toegezegd van 3000 gulden per jaar. Het middel werd aangenomen, het werkte, maar … Van den Broeck is nooit een penning betaald. Na zijn dood op 5 juli 1648, heeft zijn dochter tot in het jaar 1675 geprocedeerd tegen de staat.

Maar wie was nu deze Johannes van den Broeck? Hij was geboren in 1597 en gehuwd met Machtelina Rotgans. Hij was allerminst zo maar een commies in de huidige betekenis, maar waarschijnlijk dé Commies van Holland. Een man met vele vaardigheden en stammend uit een roemrijk geslacht. Uit brieven en akten van de familie Goens (indirecte afstammelingen van Van den Broeck), wordt over hem geschreven als “Hoofd van het Comptoir van Financiën” van Holland en West-Friesland en wordt de titel “Ridder, Baronet” in de “Ordre St. Michel” vermeld. De laatste was één van de hoogste Franse onderscheidingen uit die tijd. Het is onduidelijk, waaraan hij deze titel te danken had. In ieder geval niet aan de uitvinding van de zegelbelasting, aangezien de eerste sporen hiervan pas in 1655 (“Edict du Roi le 20 Mars 1655”) zijn terug te vinden. Dat was zeven jaar na zijn dood!

Uit alle geschriften komt een uiterst intelligent, avontuurlijk en ondernemend man tevoorschijn. Zelfs schijnt er van ambtswege ooit een aanslag op hem gepleegd te zijn. Het enige bekende portret is tot op heden onvindbaar en is waarschijnlijk in het bezit van één van zijn verre nakomelingen in Frankrijk. Een vage beschrijving van zijn persoon komt uit familie-overleveringen en luidt als volgt:

“Een slank persoon, met snor, smal gezicht, niet beminnelijk doch eerder stroef en gekleed in zwart fluwelen pak met witte kraag.”

Ook financieel behoorde Van den Broeck tot de betere stand. Uit het kohier van de 500ste penning van het jaar 1627, blijkt zijn bezit aangeslagen te worden op f 20.000. Talrijk zijn ook de acten van aan- en verkopen van huizen en buitenplaatsen. Hij was dus een rijk man.

Maar de persoonlijke rijkdom van Van den Broeck zinkt in het niet bij de gigantische inkomsten, welke zijn vinding de Staat der Nederlanden in de afgelopen drie honderd en vijftig jaar hebben opgeleverd. Een vinding genaamd “het regt van zegel”.

‘t Kleyn Zegel.
Wat behelsde deze vinding nu en hoe komt het, dat ze zolang succesvol is geweest (en soms nog is) in het grootste deel van de wereld.

De kracht van de nieuwe zegelwetgeving bestond vooral uit het feit, dat deze voortaan gekoppeld werd aan de rechtsgeldigheid van documenten.

Dienomtrent zegt de wetgeving volgens “Placaet, Vande Edele Groot Mogende Heeren Staten van Hollandt” gedateerd 13 augustus 1624 het volgende:

“Ende gelet hebbende op de onseckerheyt die uyt vele Geschriften, soo Notariael als anderen, dagelijcks voor valt, daer door de selve goede Ingesetenen oock in vele, ende dickwils seer quellige Processen vemallen, omme welcke te ontgaan, oock eenige Nabuyr- Koningen en Potentaten, van lange in ghevoert hebbende een ordre, dat geene Acten Notarinel, ofte ludiciele, en soade wesen van waerde, ofte dat daer op recht ghedaen soude mogen werden, ten ware de selve waren rnet een Zegel bevestight.”

Bovenstaande deel uit het voornoemde “Placaet” is van dusdanig belang, dat ze, hoewel moeilijk leesbaar, onverkort en origineel is weergegeven. Twee uitlatingen zijn hierin van belang. Allereerst wordt de nieuwe wetgeving verontschuldigd door zich te verschuilen achter het “feit”, dat naburige landen reeds van een dergelijke wetgeving gebruik zouden maken en “Hollandt” daarom niet achter zou kunnen blijven. Ten tweede blijkt hieruit duidelijk de koppeling tussen belastingheffing en de rechtsgeldigheid van documenten.

In het eerste geval, waarin men zich beroept op het bestaan van een wetgeving dienomtrent in het buitenland, is duidelijk sprake van misleiding. Weliswaar werd gebruik gemaakt van zegeling teneinde documenten rechtsgeldigheid te verlenen, doch betaling voor een dergelijke zegeling was meer een leges, dan een belastingkwestie. Ook een duidelijke structuur en samenhang tussen de belastingbetaling en de onderliggende transactie ontbrak meestal, terwijl rechtsgronden eveneens vaak dubieus waren.

De genoemde argumentatie, dat men deze manier van belastingheffing slechts navolgde van andere landen, is echter een van de redenen, waardoor lange tijd de vinding werd toegeschreven aan andere landen dan Nederland. In geen enkel land ter wereld zijn echter oudere stukken met belastingzegels te vinden, dan in Nederland.

De zegelwet van 1624 is de eerste, welke een rechtstreekse koppeling maakte tussen belasting en onderliggende transactie, terwijl voor overige documenten, waar geen sprake was van een verhandelde waarde, belasting werd geheven over het papier zelve. Tevens was ze dusdanig onderbouwd, dat ze de bevolking draaglijk en rechtvaardig overkwam.

De grote vlucht.
Een ander argument om de zegelwetgeving te rechtvaardigen, was de noodzaak tot instandhouding van een enorme legermacht, benodigd voor de dreiging van een invasie door de, in de zuidelijke provincies gelegerde, Spaanse legermacht. Hier waren enorme sommen geld voor benodigd. Geld, dat voornamelijk werd opgebracht door de Provincie “Holland en West Friesland”.

Binnen 10 jaar “draaide” de wetgeving op volle toeren. Het succes was zo groot, dat in 1636 de vijand dit stelsel overnam en dus ook Spanje een zegelwet kreeg. Toen na enkele tientallen jaren het machtsevenwicht in Europa totaal was veranderd, en de Nederlanden verbonden waren in een alliantie met o.a. (de vroegere vijand) Spanje tegen de expansiedrang van Lodewijk de 14e, ging Frankrijk in 1673 eveneens over tot dit succesvolle middel.

Enkele jaren nadien, op 14 november 7677, trad Koning Willem II in het huwelijk met prinses Maria Stuart, de dochter van zijn oom Jacobus II, hertog van York.

De voornaamste reden tot dit huwelijk was, dat Koning Willem, een man met visie en één van de voorvechters van een Verenigd Europa, wilde voorkomen, dat zijn oom Jacobus ll, die openlijk katholiek was en na de dood van Karel II de kroon van Groot-Brittannië erfde, steun zou zoeken bij de Koning van Frankrijk.

Na het herroepen van het Edict van Nantes, was namelijk grote beroering ontstaan onder de protestanten in Engeland en om die reden is het, dat in 1688 Willem ll werd geroepen om Koning van Engeland te worden.

Samen met de tulpenbollen en de koffiehuizen, verhuisde ook de zegelwetgeving mee, welke in 1694 werd ingevoerd.

En aangezien de landen, welke dit belastingsysteem inmiddels in gebruik hadden dit, via hun respectievelijke koloniën verspreidden, is de huidige belastingwetgeving van het grootste deel van de wereld momenteel van Nederlandse oorsprong.

Waarop een klein land maar trots kan zijn. Of niet?

Bronnen
Prof. Dr. van der Poel – “Geschiedenis van het Nederlands Fiscaalzegel”
Dr. P.L. Muller – “Onze Gouden Eeuw”

Tagged

Geef een reactie